Buku Tembung-Tembung Jawa Suriname
JAWA SURINAME
Lma Kertodjojo, Linctte Pocwasak,
Instituut voor Taalwetensehap
(Summer Institute of Linguistics)
JAWA SURINAME
abang bijvnw. rood, roodbruin, oranje, bordeausk
Pitiké sing abang-abang pada ngendok. “De
bruine kippen hebben eieren gelepd.”
ALGEMEEN: klér SPECIFIFK: putih, ijo, kuning, biru,
lilah, ireng, jambon
ngabang ww. ro0d kleuren Aku arep ngabang
sepatuku sing putih, Ik pa mijn witte paar
sehoenen rood kleuren.
abang mateng bijvnw. donkerrood
abang mentah bijvnw. lichtrood
abang mentah (ZIE abang) bijvnw. liehtrood
abot
1. bijvnw. zwaar (van gewicht, werk, leven, straf)
Barang abot aja dijunjung déwé. Tes dat zwaar is
mcoet je niet alleen optillen.” Nèk anaké okêh
uripé abot. “Als je vcel kinderen hebt, is het
leven zwaar.” Nèk nyolong setrapané abot. “Als je
steelt krije je zware stral. ANT: êntèng
ngabot-ngaboti ww. zwaarder maken Aja nggawa
okêh-okêh ngabot-ngaboti. “Breng niet teveel,
anders maak je het zwaarder.”
2. bijvnw. belangrijker (meer waarde) Kerjanané
kara sing turu abot sing turu. “Men vindt het
slapen belangrijker dan het werken.”
ngaboti ww. iets meer belangrijk vinden Anakku
ora gelem lêri lèsé, mandak nguboti sing dolan.
Mijn kind wil zijn lessen niet leren, hij vindt
wandelên belangrijker.”
adem bijvnw. koud, koel, niet warm ANT: sumuk ZIF
OOK: anyes