Kaca:Berigt en proeve van de nieuwe Javaansche drukletters.pdf/5

Saka Wikisumber
Kaca iki wis dikorèksi
(4)

naeum, die tot Palm, wien zij voor zijn vertrek naar Java onder hunne beste leerlingen geteld hadden, ook reeds in nadere betrekking stonden, was het door het Hoofdbestuur opgedragen geworden, om over de verrigtingen van Palm hier te lande, zoo veel noodig was, meer bijzonder het toezigt te houden. Daarom dan ook, en uit belangstelling in de zaak, had ik mij, vóór en gedurende de ziekte van Palm, door veel vuldige gesprekken, met het doel van zijne overkomst, met de reeds bestaande Javaansche drukletters, en wat men bij de nieuwe drukkerij veranderd en verbeterd wenschte, zoo goed als mogelijk bekend gemaakt: en, toen ik bij het overlijden van Palm het ten zeerste bejammerde, dat zoo dan die zoo nuttige en heilzame zaak, tot welker eindelijke instandbrenging hij was overgekomen, wederom zou blijven steken, en dat al de 200 groote onkosten, aan zijne opleiding besteed, zoo geheel vruchteloos zouden te niet gaan, kwam de gedachte bij mij op, of ik zelf thans niet in staat zoude zijn, om het werk, wat hem was opgedragen, op te vatten en tot stand te brengen. Na een naauwkeuriger inzage van de Javaansche handschriften en van een afschrift van het boven genoemde aan het Hoog-Bestuur van Nederlands Indiën ingediend verslag van Cornets de Groot, benevens de daarbij gevoegde aanmerkingen van den heer Gericke, en van eenige andere stukken, die mij uit de nalatenschap van Palm verstrekt waren, werd ik in die gedachte hoe langer hoe meer versterkt. Ik was toch zoo met het Javaansche letterschrift en met alles, wat bij een Javaansche drukkerij verlangd kon worden, genoegzaam bekend. Ook voedde ik de hoop, dat de Raden Poespô-Wi-Lôgô na eenig langer verblijf hier te lande, ten minste zoo veel Hollandsch zou leeren, dat ik hem, waar dit noodig zou zijn, zou kunnen raadplegen, of ten minste over de juistheid van de figuur der verschillende letters en schrijfteckens zijne meening zou kunnen vernemen. Voorts kende ik als beoefenaar van Oostersche talen de onderscheidene, meer of min kunstige wijzen, waarop tot hiertoe, zoo buiten als binnen 's lands, verschillend vreemd letterschrift het best en doelmatigst in drukvormen gebragt was geworden. Eindelijk was ik ook in het schrijven en teekenen, voor zoo veel dit tot zulk een werk vereischt wordt, niet geheel en al onbedreven. Ik ontveinsde mij geenzins de vele en groote moeite, die de uitvoering van dit werk bij 200 vele andere bezigheden mij zoude kosten: maar de zucht, om zulk een belangrijk werk toch eindelijk tot stand te brengen,